We hadden de wekker om 5:45 gezet, want we wilden onze cruise -die om 9:00 vertrok- niet gaan missen. Het was 2 uur rijden over een weg waar je gemiddeld 50 kan rijden, dus we bereidden ons voor op lekker veel bochten. Doordat we zo vroeg waren, maakten we wel een prachtige zonsopkomst mee, jeuh! Ruim op tijd (het zal ook eens niet) kwamen we aan in de terminal voor onze boottocht. Hier begon ook onze eerste kennismaking met de sandfly.
Normaal gesproken is iedereen altijd lyrisch over Nieuw-Zeeland, het is overweldigend en alles is fantastisch. Toch kreeg ik nu ineens uit minstens 3 verschillende hoeken de waarschuwing om vooral goed op te letten voor sandflies. Google leerde mij dat deze op fruitvliegjes lijkende beestjes de duistere kant van Nieuw-Zeeland vertegenwoordigen en dat niet alles aan hun natuur mooi is. Als je gebeten wordt, krijg je bulten die veel erger jeuken dan een muggenbult en ook nog eens veel langer actief blijven, zeg maar wekenlang. De hel.
De sandflies komen vooral voor aan de westkust van het Zuidereiland en Milford Sound schijnt zo’n beetje hun geboortedorp te zijn. Gelukkig zijn de beestjes wel heel traag en zolang je in beweging bent, kun je ze makkelijk ontwijken. De Maori geloven dan ook dat de sandflies geschapen zijn om de werklui aan het werk te houden, want daarvoor stopten ze steeds met werken om van de natuur te genieten. Mooi verhaal.
Wij stapten dus gewapend met een grote bus Deet onze camper uit en liepen direct in een zwerm sandflies. Tot onze verbazing gebeurde er daarna alleen verder niet zoveel. Je kon ze makkelijk op afstand houden en alleen Jitze is één keertje gebeten, maar kreeg vervolgens geen jeukbult. Opgelucht gingen we dus aan boord van onze cruise waar we binnen een half uur getrakteerd werden op minstens 6 springende dolfijnen naast onze boot. Het landschap was prachtig, het zijn een soort fjorden grenzend aan het regenwoud die uitkomen in de Tasman Zee.
We hadden echt extreme mazzel dat de zon scheen, want Milford Sound is zo’n beetje de natste plek van Nieuw-Zeeland en er valt meer dan 6 meter regen per jaar. Eenmaal richting open zee werden de golven enorm hoog en gingen we regelmatig enkele meters op en neer. We voeren een rondje van 2 uur en begonnen daarna weer aan de kronkelweg terug. Nu hadden we ook de tijd om regelmatig even te stoppen en foto’s te maken, nice!
We besloten om in 1x door te rijden naar Queenstown, ‘the adventure capital’. We wilden hier gaan raften of misschien iets vrijevallerigs doen vanaf een brug. Helaas werd bij aankomst op de camping dit idee al verworpen, want de prijzen waren echt niet normaal hoog. En toch was het extreem druk in het plaatsje en leek iedereen op de een of andere manier bezig te zijn met het bereiken van een adrenalinekick. Er waren vooral heel veel jonge backpackers en ik heb het vermoeden dat ze elke keer 3 weken werken in een plaatselijke supermarkt om vervolgens 1 activiteit te kunnen doen oid, want hoe kunnen al die 18-jarigen anders allemaal zo makkelijk 200 euro voor een bungeejump neertellen?!
Wij besloten om de volgende dag toch nog even met een gondellift de berg op te gaan en naar beneden te rodelen, want helemaal niks spannends doen in deze stad kon natuurlijk niet. Nadat we echter een kwartier hadden rondgereden op zoek naar een parkeerplek (en deze dus niet vonden) waren we helemaal klaar met Queenstown en verlieten we deze -in onze ogen- compleet gehypete stad.
De volgende stop was Wanaka, waar de grootste bezienswaardigheid een boom in een meer is. We zijn er even naartoe gewandeld en inderdaad, het ziet er serieus bijzonder uit en daarbij is het een erg fotogeniek plekje.
We hadden het helaas nog wel steeds erg koud, dus in plaats van al in Wanaka een camping te zoeken, bedachten we maar gewoon zo noordelijk mogelijk te gaan. Uiteindelijk eindigden we rond een uur of 21:00 in Franz Josef (gletcher), waar bleek dat alle campings vol waren. Een beetje jammer, maar gelukkig mochten we op eentje nog een soort van midden op het pad gaan staan. Geen fijne plek, maar het was toch al laat, dus we vonden het wel best. Na een slechte nacht, Jitze en de campermatras zijn niet echt vrienden, regende het alweer, dus lieten we de gletcher voor was het was, gooiden we (ik) de hele planning om en reden we linea recta naar de enige plek op het Zuidereiland waar het warm(er) was: het Abel Tasman National Park.
We hadden niks geboekt en bij de eerste camping werden we al ongeveer uitgelachen, toen we zeiden 3 nachten te willen blijven. Morgen is het namelijk een feestdag, dus de Nieuw-Zeelanders hebben lang weekend en zochten uiteraard ook massaal het lekkere weer op. We konden 1 nachtje blijven en daarna moesten we informeren of er misschien een annulering was. Die kans was vrij groot zei de mevrouw achter de balie. We vertrouwden haar en boekten de ferry naar het Noordereiland alvast voor maandag. Heel slim vonden we zelf, want al die lang-weekend-hebbende Kiwi’s zouden vast ook allemaal maandag weer op de ferry zitten!
De volgende dag bleek de baliemevrouw iets te optimistisch geweest, want haar collega vertelde ons fijntjes dat ‘er natuurlijk geen plek meer vrij was, want het was immers Waitangi Day!’. Terneergeslagen reden we naar het strand, what to do? Er was nog 1 andere camping in het plaatsje, maar dit was een ‘Christian Camp’ en om daar nou te staan op uitgerekend een zondag? We durfden de gok niet te nemen en zochten in de camping-app naar campings in het volgende plaatsje. Na een telefoontje van Jitze bleek het daar geen enkel probleem, dus op naar Marahau!
We chillden de hele dag op de camping en boekten voor de volgende dag een wandeltocht in het Abel Tasman park. Het park is alleen te voet bereikbaar en je kunt meerdere routes lopen, waarbij je dan met de aquataxi gebracht en/of gehaald wordt. Wij gingen voor de route waarbij je 12km het park inloopt en dan vervolgens met de boot weer teruggaat. Ik boekte de boot van 14:30, want 12km zouden wij toch wel in 2,5 uur moeten kunnen lopen… Dacht ik…
We deden ’s ochtends rustig aan en maakten een uitgebreid lunchpakket. Op mijn vraag aan het baliemeisje of er veel punten in het park waren waar je iets te eten of drinken kon kopen, werd ik namelijk aangekeken of ik heiligschennis pleegde, blijkbaar gaan gezellige eetkraampjes niet samen met de woeste natuur. Naar mijn idee zou het juist heel veel kunnen toevoegen, aan de andere kant smaakten onze kleffe boterhammen met kaas ook best prima.
We liepen naar het begin van het park en begonnen om 11:00 aan onze wandeling, die volgens het bordje 3-4 uur (!!) zou duren. Gelukkig had ik al kunnen oefenen op het vliegveld, want toen Jitze er wederom als een malle vandoor ging, kon ik hem dit keer wel bijhouden. Halverwege hadden we al best wat marge opgebouwd, dus besloten we dat een kleine omweg via een idyllisch strandje er wel inzat.
We verheugden ons op een ongerept baaitje waar we starend naar het turquoise water onze broodjes op konden eten, hoe romantisch! Helaas is het hoogseizoen en ook nog eens bijna Waitangi Day en was het stervensdruk. Er waren nog enkele bemoste rotsblokken beschikbaar, maar aangezien deze pas net bij het eb worden tevoorschijn waren gekomen, glinsterden ze nog van het viezige zeewier en durfden we er geen plaats op te nemen.
Aangezien van enige romantiek toch geen sprake was tussen alle fitte wandelaars in compleet sporttenue (Jitze liep op Havaiana’s, ik was halverwege geswitcht naar m’n sneakers en had gewoon een jurkje aan) liepen we maar weer terug naar het hoofdpad en vervolgden we onze wandeling. We liepen steeds meer tijd in gelukkig, dus we hebben echt nog wel even de tijd genomen om te genieten van de mooie uitzichten. Vooral de zee was zooo mooi van kleur. Helaas kan ik dit nooit met Jitze delen, omdat hij dan denkt dat ik vanwege zijn kleurenblindheid de spot met hem drijf.
20 minuten van tevoren waren we op het strandje waarvandaan de watertaxi zou vertrekken, dus dat was nog best netjes! Ik verga inmiddels al van de spierpijn en Jitze’s knieën zijn kapot, want vooral de laatste kilometer steil naar beneden was heftig! Het ritje met de boot was ruig en nat en in no-time waren we weer terug op de camping.
Morgen maken we dus de oversteek naar het Noorder Eiland, maar waarschijnlijk skippen we Wellington, de plaats waar de ferry aankomt. Ook daar wordt namelijk weer alleen maar regen voorspeld en daar zitten we niet zo op te wachten. We lopen inmiddels wel gigantisch voor op onze planning, dus waarschijnlijk hebben we straks toch nog tijd om helemaal in het Noorden naar de Bay of Islands te gaan, het enige stukje van Nieuw-Zeeland met een subtropisch klimaat.